Nadrukkelijk in je slaap - stemmen van eb en vloed -

ze komen je halverwege tegemoet terwijl je luistert in jouw droom,

die trage, vermoeide tonen, door mist geïsoleerde klanken:

klokken in witte koorhemden, gesluierde jammerklanken,

Veraf gerommel van misthoorns . . . signalen die in sluiers uiteengaan.

 

En dan zal een vrachtwagen met hout geladen over de werven dreunen

terwijl de motoren van een lier beginnen te bonzen op een dek;

of de kreet en klap van een dronken stukadoor daar beneden

die door de steeg naar boven toe echoot door de zachte sneeuw.

 

En als ze je soms je slaap ontnemen

geven ze die ook weer terug. Zachte mouwen van geluid

begeleiden de schemerende haven, de baai is als een kussen;

ergens daar buiten in het onbeschrevene gaat

 

stoom over in stoom, en doolt, weggespoeld

- zenuwachtig door het felle fluiten, dwarrelt,

te midden van verre kimmende reddingsboeien - losgeslagen. De hemel,

koele, veren kudde, onderbreekt, doordringt

deze weifelende slaap. . . . Langzaam -

onheuglijk het raam, de halfbedekte stoel

vraag om niets behalve deze schede van lijkbleke lucht.

 

En jij naast me, gezegend nu terwijl sirenes

ons toezingen, ons steels met de dag verweven -

vredig nu, voordat de dag onze ogen opeist

jouw koele arm ligt mompelend om mij.

 

Terwijl talloze sneeuwwitte handen zich scharen bij

de ramen -

Jouw handen in mijn handen zijn daden;

mijn tong op jouw keel - zingt

armen gekruist; ogen open, zonder twijfel

duister

drink de ochtend -

een bos huivert in jouw haar!

 

Het raam wordt langzaam blond. Klaart ijselijk op.

In de Cycloopachtige torens aan de andere kant van het water van Manhattan

- twee - drie heldere ramen ogen schitteren, schijf

de zon, vrijgelaten - hoog in de hemel met koude meeuwen hiernaartoe.

 

De mist leunt een laatst moment op de vensterbank.

Onder de maretak van dromen, een ster -

alsof zij zich bij ons wil voegen op een verre heuvel -

draait zich om in het ontwakende westen en gaat slapen.

 

Vertaling (c) Joris Lenstra

 

Uit: Hart Crane, 'The Bridge', Liveright, 1933, heruitgave in 1992.