Edward Hirsch: Edward Hopper en het Huis bij het Spoor* (1925)

 

 

Hierbuiten op exact het midden van de dag,

draagt dit vreemde, klungelige huis de uitdrukking

van iemand die bekeken wordt, van iemand die

onder water zijn adem inhoudt, zwijgend en vol verwachting;

 

dit huis schaamt zich voor zichzelf, schaamt zich

voor zijn fantastische mansardedak

en zijn pseudo-gotische veranda, schaamt zich

voor zijn schouders en grote, eigenaardige handen.

 

Maar de man achter de ezel is meedogenloos;

hij is brutaal als het zonlicht, en gelooft

dat het huis iets verschrikkelijks gedaan heeft

tegen de mensen die er ooit in leefden

 

want nu is het zo hulpeloos leeg,

het moet iets tegen de hemel gedaan hebben

want de hemel is, ook, volledig blank

en ontdaan van elke betekenis. Er zijn nergens

 

bomen of struiken—het huis

moet iets gedaan hebben tegen de aarde.

Er is niets dan een paar rails te zien

dat zich uitstrekt naar de verte. Geen treinen komen er voorbij.

 

Nu keert de vreemdeling dagelijks terug naar dit oord

totdat het huis begint te vermoeden

dat ook de man desolaat is, desolaat

en zelfs beschaamd. Spoedig begint het huis

 

de man eerlijk aan te kijken. En op de een af andere manier

neemt het lege, witte canvas langzaam

de uitdrukking aan van iemand die terneergeslagen is,

iemand die onder water zijn adem inhoudt.

 

En dan verdwijnt op een dag de man gewoon.

Hij vormt een late namiddagse schaduw die

zich over de rails beweegt, zich een weg baant

door de immense, schemerende velden.

 

Deze man zal nog andere verlaten herenhuizen schilderen,

en verbleekte ramen van cafetaria's, en slecht geletterde

winkelpuien aan de randen van provinciaalse stadjes.

Altijd zullen ze deze uitdrukking dragen,

 

de volledig naakte blik van iemand

die bekeken wordt, iemand die Amerikaans en slungelig is,

iemand die op het punt staat in de steek gelaten te worden,

alweer, en er niet langer tegen kan.

 

(* Schilderij van de Amerikaanse schilder Edward Hopper (1882-1967))

 

Uit: Edward Hirsch, 'Wild Gratitude, 1986. Winnaar National Book Critics Circle Award for Poetry

 

Vertaling (c) Joris Lenstra