Edward Hirsch: De Witte Merel

 

“Stel je voor, een moment lang, dat de witte merel blind geworden was. . . .”

JEAN-PAUL SARTRE

 

De ochtend na de dood van Sartre

dacht ik aan een honderdtal merels die opstegen

van een briljant wit meer met mist bedekt,

die de hemel bedekten met hun veren lichamen

 

en de zon bevlekten met hun duistere kreten.

 

Ik zat in mijn eentje op de houten wentel-

trap van een gehuurd huis op het platteland,

en las over de langdurige blindheid van Sartre

 

en keek naar de kraaien in de tuin van een buurman

 

die neerdaalden op het lichaam van een kronkelige plataan.

Die vogels waren een vergissing, een dozijn zwarte

fouten neergekrabbeld op een lege bladzijde

 

in de plotse overduidelijke bleekheid van de ochtend.

 

Het was voor Sartre dat ik mij een vlammenzee van donkere

aaseters voorstelde die uit een koud meer opdoken

in de folterende uiterlijke kalmte van de lente.

 

En het was voor Sartre

 

dat ik mij een enkele witte merel voor de geest haalde

die in de middag boven het metalen water zweefde, verloren

en afgesneden van de andere vogels, verblind

 

door de helderheid en waanzin van het zonlicht.

 

Uit: Edward Hirsch, 'Wild Gratitude, 1986. Winnaar National Book Critics Circle Award for Poetry

 

Vertaling (c) Joris Lenstra