Edward Hirsch: Slaapwacht
Â
In het midden van het midden van de nacht
   klinkt er een dof tom-tom
 bonzend in jouw borstkas, een spookachtige tromslag
  van stemmen die treuren in het duister, woorden
trillend van echo’s, die je wakker houden
Â
Het lichaam naast het jouwe is al in slaap.
                Je bent het nu al kwijt
 aan onzichtbare grotten, het geringe trillen
  van bladeren in een vochtig veld, de halve maan
van het gezicht van een andere man brandend tussen de bomen.
Â
Buiten, valt de sneeuw in de sneeuw van gisteren,
      stormachtige regen van morgen.
 Maar, binnen, rilt een maan in de ruimtes
  tussen de uitgestrekte armen van jouw vrouw, tussen
haar schouders en benen, tussen haar huid
Â
van water getrokken over haar waterige longen
      en het witte ei dat groter
 en groter wordt in haar borst. Dit is
  dezelfde maan die huivert in de duisternis
binnenin de duisternis, achter jouw ogen.
Â
Gisternacht liep je over een koud, besneeuwd strand
      en keek naar een zwerm zeemeeuwen
 die een stroming van sterren in fladderden, een stroming
  van vlokken zich verdikkend op het water
als een mist van lege handen. Je hield even stil,
Â
maar jouw hond draafde hopeloos het strand af achter
      ze aan, opgeslokt door mist,
 te ver heen om te roepen. Zo was het:
  jouw benen liepen over een kaal strand, maar jouw handen
lagen thuis vast aan het lichaam van jouw vrouw.
Â
De hele nacht voelde je ze op en neer gaan
      op de zwakke golven,
 hulpeloos in het maanlicht, wilden ze ankers zijn, monden,
  alles wilden ze zijn behalve handen
die verder en verder stroomden buiten bereik.
Â
Vanavond ben jij in jouw eigen klamme bos.
      En nu maakt het
 lichaam naast het jouwe iel gapende
  geluidjes, als vogels die bovenlangs overvliegen
in een vreemde opwaartse beweging.
Â
Maar hier beneden maken al jouw botten muziek.
     Hier beneden in het midden
 van het midden van de nacht, ben je wakker
  en luister je naar de regelmatige tromslag van een hart
spookachtig met verlies, jouw stammengezang.
Â
Uit: Edward Hirsch, 'Wild Gratitude, 1986. Winnaar National Book Critics Circle Award for Poetry
Â
Vertaling (c) Joris Lenstra