Allen Ginsberg: Een supermarkt in Californië

    De gedachten die ik vannacht had over jou, Walt Whitman, toen ik in een rustige buurt onder de bomen door liep, ik had hoofdpijn en keek zelfbewust naar de volle maan.

    Ik was hongerig, uitgeput en op zoek naar beelden, toen ik de neonverlichte fruitsupermarkt betrad en ik moest meteen denken aan jouw opsommingen!

    Al die perziken in de schemering! Hele families ’s nachts aan het winkelen! Gangpaden vol met echtgenotes! Vrouwen tussen de avocado’s, baby’s tussen de tomaten!—en jij, Garcia Lorca, wat was jij daar aan het doen bij de watermeloenen?

 

    Ik zag jou, Walt Whitman, kinderloze, eenzame, oude ploeteraar, terwijl je rondneusde tussen het vlees in de koeling en de jongens van de supermarktjongens in de smiezen had,

    Ik hoorde hoe je hen ondervroeg: Wie heeft deze varkenskoteletten geslacht? Hoeveel voor de bananen? Ben jij mijn Engel?

    Ik doolde tussen de glimmende stapels met blikjes terwijl ik jou volgde en in mijn verbeelding werd ik gevolgd door een beveiliger.

    We schreden samen door de open gangpaden in onze eenzame fantasie terwijl we van de artisjokken proefden, we namen elke iedere ingevroren delicatesse en gingen nooit langs de kassa.



    Waar gaan we naartoe, Walt Whitman? Ze sluiten de deuren in een uur. Welke kant wijst jouw baard op deze nacht?

    (Ik raak jouw boek aan, denk terug aan onze odyssee in de supermarkt en voel me belachelijk.)

    Zullen we de hele nacht over eenzame straten lopen? De bomen voegen hun lommer aan de duisternis toe, in de huizen zullen de lichten doven, we zullen allebei eenzaam zijn.

    Zullen we rondslenteren langs blauwe auto’s in oprijlanen, terugdenkend aan het verloren Amerika van de liefde, terwijl we teruggaan naar ons stille hutje?

    Ach, geliefde vader, grijsbaard, eenzame, oude, moedige leraar, wat was jouw Amerika toen Charon zijn veerbootje niet verder duwde en jij uitstapte op een mistige oever en toekeek hoe het bootje op het zwarte water van de Lethe verdween?



Berkeley, 1955